Op 6 april 2017 hield ik een lezing voor de Groningse studentenverenigingen GSVG en Yir’at ‘Adonay. Vanuit twee ietwat verschillende tradities (vrijgemaakt-gereformeerd en bevindelijk-gereformeerd) zijn deze verenigingen bezig om samen te verkennen hoe zij in deze tijd vooruit kunnen met de ‘gereformeerde identiteit’. Wat is onderscheidend en verbindend, en hoe spreek je daarmee christelijke (aspirant-)studenten aan?
Mijn verhaal zal vooral gaan over wat het label ‘gereformeerd’ inhoudt en wat je daarmee kunt. We hebben in de voorbereiding afgesproken dat ik het niet zou hebben over de formele, organisatorische kant van identiteit: hoe je als vereniging omgaat met je grondslag, toelatingsbeleid etc.

Identiteit in meervoud
Het gaat me om het historische en inhoudelijke verhaal daarachter. Wanneer ik over ‘gereformeerd’ spreek, dan bedoel ik daarmee ‘gereformeerd geloof’ als combinatie van overtuiging en spiritualiteit. Mijn insteek is daarbij vooral theologisch, want dat is mijn vak.
Gereformeerde identiteit: uit de tijd? Daarbij stel ik de vervolgvraag: uit welke tijd? We komen dan terecht in de 16e eeuw, want dat is de tijd waarin de gereformeerde identiteit voor het eerst vorm gekregen heeft. Het lijkt mij zinvol om daar naar terug te gaan. Al snel kun je bij de vraag “wat is gereformeerd?” elkaar om de oren gaan slaan met lijstjes. Kenmerken die duidelijk maken waar de grens ligt tussen gereformeerd en niet-gereformeerd. Op die lijstjes zetten we dan overtuigingen, soms diep doordacht en gedetailleerd uitgewerkt, waarvan we vinden dat het zó moet en niet anders. Of we hanteren bepaalde normen voor gedrag, bijvoorbeeld rond kleding of alcoholgebruik of samenwonen.
Zelf zie ik ‘gereformeerd’ als een vitale traditie van geloof, die ooit heeft vormgekregen, zich in de eeuwen daarna heeft doorontwikkeld, en waar wij als hedendaagse erfgenamen nog altijd inspiratie en richting uit kunnen halen. Om gezond om te gaan met een traditie, is het altijd nodig om aan de ene kant te beseffen dat je van vorige generaties heel veel in handen krijgt, en dat je aan de andere kant de taak hebt om daar nú in een volgende generatie zelf iets mee te doen. Anders is het dood kapitaal.
‘Gereformeerd’ is het tegendeel van achterlijk of bekrompen. Dat beeld is ons in de periode na de Tweede Wereldoorlog wel vaak opgeplakt. Het was de fase waarin de Nederlandse maatschappij zich in steeds hoger tempo losmaakte van het christelijke verleden. Wanneer orthodoxe christenen daarop reageerden door zich aan restanten van het christelijke Nederland vast te klampen en privileges zoals zondagsrust te verdedigen, dan riepen ze die beeldvorming ook wel wat over zich af. De uitdaging vandaag is om te ontdekken dat ‘gereformeerd’ juist staat voor een levensovertuiging die helpt om open maar beslist in het leven te staan.
We gaan dus van onze gedetailleerde ideeën over wat ‘gereformeerd’ wel en niet zou moeten inhouden, terug naar de confessies oftewel belijdenisgeschriften. In deze documenten wordt het ‘gereformeerde’ geloof onder woorden gebracht op een manier waarin christenen uit verschillende kerken zich nog altijd kunnen herkennen. Er wordt wel eens wat smalend gesproken over de “Drie Formulieren van Onenigheid”: hoe kan het nou, dat de gereformeerde gezindte zo uiteengespat is in kerken en kerkjes die zeggen allemaal op de grondslag van diezelfde confessie te staan? Toch blijf ik geloven in de verbindende kracht die deze oude geloofsdocumenten hebben. Voor steeds nieuwe generaties houden die oude confessies waarde als gezamenlijke basis om elkaar in te herkennen en elkaar op te bevragen. Wanneer op dit moment jullie als twee studentenverenigingen die vanuit verschillende deeltradities het contact willen verdiepen, zou mijn advies zijn om dan bij de gereformeerde belijdenissen te beginnen en daar actief werk van te maken.
Concreet gaat het over deze drie belijdenissen: de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus, en de Dordtse Leerregels. In dit rijtje van drie is er wel verschil. De Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus komen bijna uit hetzelfde jaar: 1561 en 1563. Deze documenten staan helemaal aan het begin van de beweging van gereformeerde protestanten die zich tot een kerkgemeenschap begon te vormen. De Dordtse Leerregels zijn van ruim een halve eeuw later, als er een groot leerstellig conflict moet worden opgelost. De eerste twee geven, met verschillende invalshoeken, een min of meer compleet overzicht van de geloofsleer. De Dordtse Leerregels zijn in die zin niet een complete confessie, maar een toegespitste verwoording rond de thema’s van genade – uitverkiezing – vrije wil – wedergeboorte.
Dat Geloofsbelijdenis en Catechismus maar twee jaar schelen, is geen toeval. Rond 1560 zie je een enorme productie aan confessies binnen het gereformeerde deel van het protestantisme. Ik heb er even een lijstje van gemaakt:
- Consensus Tigurinus 1549
- Confessie van Genève 1557
- Confession de Foi, Theodoor Beza 1558
- Confessio Gallicana 1559
- Confessio Helvetica posterior 1560
- Confessio Scotica 1560
- Confessio Belgica 1561
- Erlauthaler 1562
- Heidelbergse Catechismus 1563
- 39 Articles 1563
De Reformatie van 1517 had een enorme crisis teweeggebracht in de Europese christenheid. Dat er allerlei redenen waren om met ‘Rome’ te breken, is één ding. Maar wat betekent dit nu voor de ene christelijke kerk? Tot diep in de 16e eeuw zie je hoe juist de gereformeerde protestanten – laten we zeggen: de kerkengroepen die zich orienteerden op Calvijn in Genève, Zwingli / Bullinger in Zürich, en Bucer in Straatsburg – zich heel lang blijven inzetten voor herstel van de kerkelijke eenheid, met de katholieke kerk totdat duidelijk wordt dat het grote concilie van Trente geen verzoening gaat brengen, en met de lutheranen totdat die zich rond 1555 steeds nadrukkelijker tegen de gereformeerden gaan afzetten. ‘Uit nood geboren’, kun je van de gereformeerde confessies zeggen: de kerkelijke nood van een gescheiden verder gaan, waarbij elke kerkgemeenschap een geloofsidentiteit onder woorden brengt, en een politieke nood om in de verschillende gebieden zich te verantwoorden tegenover de overheid en om vrijheid voor de uitoefening van het geloof ruimte te vragen.
Als je de inhoud van deze geloofsbelijdenissen bekijkt, vallen globaal een paar dingen op. In de eerste plaats sluit de gereformeerde confessie nadrukkelijk aan bij de dogma’s uit de Vroege Kerk, vooral de leer over de Drieëenheid en de leer over Christus. Daarmee laten de gereformeerden zien: wij beginnen niet overnieuw, en we zijn ook geen sekte, maar we staan voluit in de traditie van het katholieke geloof van alle eeuwen. Als voorbeeld lees ik een stukje voor uit artikel 9 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis:
Deze leer van de Heilige Drieëenheid heeft de ware kerk altijd gehandhaafd, van de tijd van de apostelen af tot nu toe, tegenover joden, mohammedanen en valse christenen en ketters als Marcion, Mani, Praxeas, Sabellius, Paulus van Samosata, Arius en dergelijke. De vaderen hebben hen terecht veroordeeld. Daarom aanvaarden wij in dezen graag de drie oecumenische geloofsbelijdenissen, namelijk de Apostolische, die van Nicea en van Athanasius, en eveneens wat de vaderen in overeenstemming daarmee hebben vastgesteld.
In de tweede plaats neemt de gereformeerde confessie duidelijk stelling als het gaat over het gezag in de kerk. In feite was dit het grote breekpunt waardoor de Reformatie niet beperkt kon blijven tot een vernieuwingsbeweging binnen de rooms-katholieke kerk. Luther en de zijnen stelden fundamenteel het gezag van de paus en het kerkelijk leerambt ter discussie. Zij wilden dat alle kwesties van geloof en leven beslist zouden worden met beroep op de Heilige Schrift alleen, zonder tussenkomst van alle aangekoekte traditie. Al even duidelijk en consequent reageerden de paus en zijn theologen: over alles kon met de protestanten gesproken worden, als ze maar eerst het gezag van de paus zouden aanvaarden en zich daaraan zouden onderwerpen. Dat werd dus een kansloos gesprek. Dit conflict leidde ertoe dat in de protestantse kerken, en dus ook in de gereformeerde, een enorme nadruk kwam te liggen op de uitleg en de verkondiging vanuit de Bijbel, omdat dit het Woord van God is, waarin God zelf ons aanspreekt met het bevrijdend woord van vrijspraak en waarin Hij ons zijn wil bekend maakt. Een krachtige visie op de Heilige Schrift als de ultieme autoriteit in de kerk gaat gepaard met een ongekende bloei van de bestudering van de bijbel in alle historische, taalkundige en inhoudelijke facetten. Ook hier een voorbeeld van hoe de gereformeerde confessie zich positioneert, nu uit artikel 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis:
Wij geloven dat deze Heilige Schrift de wil van God volkomen bevat en voldoende leert al wat de mens moet geloven om behouden te worden. Daarin heeft God uitvoerig beschreven op welke wijze wij Hem moeten dienen. Daarom is het de mensen, zelfs al waren het apostelen, niet geoorloofd anders te leren dan ons reeds geleerd is door de Heilige Schrift; zelfs niet een engel uit de hemel, zoals de apostel Paulus zegt (Gal. 1 : 8). Het is verboden aan het Woord van God iets toe te voegen of daarvan af te doen (Deut. 12 : 32). Daaruit blijkt duidelijk dat wat daarin geleerd wordt, volmaakt en in alle opzichten volledig is.
Men mag ook geen geschriften van mensen, hoe heilig de schrijvers ook geweest zijn, op één lijn stellen met de goddelijke Schriften, ook de gewoonte niet met Gods waarheid – want de waarheid gaat boven alles -, evenmin het grote aantal, de ouderdom, de ononderbroken voortgang in de tijden of de opvolging van personen, of de concilies, decreten of besluiten. Want alle mensen zijn uit zichzelf leugenaars (Ps. 116 : 11) en ijdeler dan de ijdelheid zelf.
Het derde kernpunt van de gereformeerde belijdenissen die halverwege de 16e eeuw werden opgesteld, is hun brede uitwerking van de leer van genade en verlossing. De bekende slogans sola gratia en sola fide komen in feite neer op: solus Christus, Christus alleen. Het offer van de Here Jezus aan het kruis is de enige grond van ons heil. Wij worden door God rechtvaardig verklaard wanneer wij dit verzoenend offer met waar geloof aannemen, want zo wordt de gerechtigheid van Christus ons deel. Typerend voor de gereformeerde heilsleer in onderscheid van de lutherse is dat de rechtvaardiging door God een vervolg krijgt in de heiliging van ons leven. Ondanks de allergie voor de roomse idee van ‘verdienste’ wordt er toch over ‘goede werken’ gesproken. Een voorbeeld uit artikel 24 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis:
Daarom is er geen sprake van dat dit rechtvaardigend geloof de mensen onverschillig zou maken voor een vroom en heilig leven. Integendeel, zonder dit geloof zullen zij nooit iets doen uit liefde tot God, maar alleen uit liefde tot zichzelf en uit vrees veroordeeld te worden. Het is dan ook onmogelijk dat dit heilig geloof in de mens niets zou uitwerken. (…) Als deze werken voortkomen uit de goede wortel van het geloof, zijn ze goed en voor God aangenaam, omdat zij alle door zijn genade geheiligd zijn.
Toch worden wij niet in rekening gebracht, als het gaat om onze rechtvaardiging. Wij worden immers gerechtvaardigd door het geloof in Christus, zelfs voor wij goede werken doen. Anders zouden deze werken niet goed kunnen zijn, evenmin als de vrucht van een boom goed kan zijn, voordat de boom goed is. Wij doen dus goede werken, maar niet om daarmee iets te verdienen. Trouwens, wat zouden wij kunnen verdienen? Wij zijn veeleer aan God dank verschuldigd voor de goede werken die wij doen, en Hij niet aan ons.
Een vierde onderwerp gaat over de middelen waardoor wij deel krijgen aan de genade van God: de prediking van het evangelie en de viering van de sacramenten. Hier neemt de gereformeerde confessie afscheid van de koppeling die in de roomskatholieke kerk was ontstaan tussen de kerk als hiërarchisch instituut en een visie op de sacramenten waarbij die als bijna fysieke porties ‘genade’ aan het loket van de kerk werden uitgedeeld. Deze koppeling had de gelovigen extreem afhankelijk gemaakt van de kerk. De Reformatie benadrukt dat genade de vrije gunst van God is, die niet in een symbool of handeling kan worden gefixeerd. Toch gaan prediking en sacramenten niet overboord: God wil van deze middelen gebruik maken, en daarom blijven ze voor de christenen nodig om gevoed en gesterkt te worden. Zo spreekt artikel 33 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis hierover:
Wij geloven dat onze goede God, omdat Hij met ons onverstand en de zwakheid van ons geloof rekening houdt, voor ons de sacramenten heeft ingesteld. Zo wil Hij ons zijn beloften verzegelen en ons onderpanden van zijn goedgunstigheid en genade jegens ons in handen geven. Ook wil Hij zo ons geloof voeden en onderhouden. Hij heeft de sacramenten gevoegd bij het Woord van het evangelie, om ons door middel van onze zintuigen des te beter duidelijk te maken, zowel wat Hij ons door zijn Woord te verstaan geeft, als wat Hij van binnen in ons hart doet.
Zo bekrachtigt Hij in ons het heil waaraan Hij ons deel geeft. (…) Daarom zijn de tekenen niet krachteloos en zonder inhoud, zodat zij ons zouden misleiden, want Jezus Christus is de waarheid ervan en zonder Hem zouden zij niets zijn.
Hierbij aansluitend kunnen we in de gereformeerde confessie ook een nuchtere aandacht zien voor de concrete vormen en structuren waarin God zijn werk in deze wereld doet. Het gaat aan de ene kant om de leer over de kerk als de plaats waar verzoening wordt ontvangen, en aan de andere kant om de burgerlijke overheid die als dienares van God de tijdelijke orde in deze wereld moet bewaren, en die daarom gehoorzaamd moet worden.
Dit korte overzicht maakt, hoop ik, duidelijk waar het gereformeerde geloof in grote lijnen voor staat: een hartelijk geloof in God de Drie-enige en in Jezus Christus als de enige Verlosser; een besliste aanvaarding van de Heilige Schrift als het gezaghebbend Woord van God; een doorleefde verwoording van de weg die God met ons gaat in zijn genadige vrijspraak en in de vernieuwing van ons leven; een centrale plek in ons geloofsleven voor de verkondiging van het Woord en de sacramenten; een realistische kijk op de structuren die nodig zijn om het leven van kerk en wereld te ordenen voor het doel dat God ermee heeft. In deze hoofdpunten samengevat is het een geloof waar je ook vandaag als christen je in kunt herkennen.
(wordt vervolgd)
Pingback: Gereformeerde identiteit: uit de tijd? (3) | TheologiePlus