Wolter Rose
25 januari 2017
Het rapport Samen dienen van de deputaten “M/V en ambt” dat op tafel ligt van de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken Meppel 2017 komt met de aanbeveling alle ambten open te stellen voor vrouwen. Wat deze aanbeveling bijzonder maakt is dat het deputaatschap unaniem is, anders dan het deputatenrapport uit 2014 dat een meerderheids- en een minderheidsstandpunt bevatte.
Het kost niet veel moeite passages uit het rapport te citeren waar ik het helemaal mee eens ben. Ik citeer er één (24):
Wanneer de bredere exegetische lijnen in de Bijbel worden bestudeerd, wordt duidelijk dat in de Bijbel vrouwen en mannen wel gelijkwaardig, maar niet gelijk zijn. God geeft de man een koppositie en de vrouw krijgt een positie waarin ze dat vooropgaan moet accepteren. Zo is er sprake van vrijwillige wederzijdse dienstbaarheid. De Bijbel laat ook steeds weer zien dat we daarin als mensen fouten maken. God geeft, daar waar de zonde heeft geleid tot onderdrukking en overheersing, de vrouw bescherming, recht en een positie. Dat wijst op een gezamenlijke verantwoordelijkheid die man en vrouw moeten nemen waarin ieder een eigen rol en taak heeft.
Toch hebben het rapport en de uiteindelijke conclusies en aanbevelingen mij niet kunnen overtuigen. Ik dank Dolf te Velde voor de gelegenheid om in een korte serie van twee gastblogs uit te leggen waarom. Voor alle duidelijkheid: ik pretendeer niet dat ik op alle vragen een antwoord heb. Het is ook voor mij een worsteling recht te doen aan de diversiteit van gegevens die zich niet eenvoudig in een alle problemen oplossende reconstructie laten voegen.
In dit eerste gastblog stel ik vragen bij de manier waarop het rapport het onderscheid tussen voorschrijvende teksten en beschrijvende teksten hanteert. In een tweede gastblog zet ik kanttekeningen bij het gebruik van typeringen als “cultuurbepaalde lijn” en “patriarchale cultuur”.
Beschrijvende en voorschrijvende teksten
Het rapport waarschuwt voor de valkuil wat als beschrijving bedoeld is te lezen als voorschrift — wat mij betreft terecht. Maar er zijn verschillende problemen met de manier waarop het rapport zelf het onderscheid hanteert.
Vertellers
Een eerste probleem is wat het rapport als reden aanwijst voor het in beschrijvende teksten kritiekloos vermelden van moreel problematische zaken: “omdat het past binnen de aanvaarde cultuur” (12). Daarmee gaat het rapport voorbij aan het feit dat het überhaupt een uitzondering is dat vertellers in historische teksten in het Oude Testament een moreel oordeel vellen. Er is een verschil tussen vertellers en moralisten.
Je kunt er dus niet van uitgaan dat “omdat het past binnen de aanvaarde cultuur” de reden is waarom vertellers het nalaten een moreel oordeel uit te spreken over concreet gedrag. Of iets past binnen de aanvaarde cultuur zul je op een andere manier vast moeten stellen.
Bijbelschrijvers
Een tweede probleem met de manier waarop het rapport het onderscheid voorschrijvend-beschrijvend hanteert is dat in het rapport een ander onderscheid vervaagt: het onderscheid tussen bijbellezers en bijbelschrijvers.
Petrus roept vrouwen op het gezag van haar man te erkennen en beveelt dan Sara als voorbeeld aan omdat zij Abraham “heer” noemt (1 Pet. 3:6). Hij prijst Sara aan als horend bij “de heilige vrouwen die hun hoop op God vestigden en het gezag van hun man erkenden”. Met andere woorden: Petrus leest een beschrijvende tekst als voorschrijvend. Stapt hij op dat moment in dezelfde valkuil als bijbellezers? Het lijkt me niet (niet dat het rapport dit met zoveel woorden zegt, maar de suggestie is er wel, vgl. 9).
Petrus is een apostel aangesteld door Christus, en wanneer hij in een concreet geval een beschrijvende tekst als voorschrijvend leest, dan wil ik, een bijbellezer, in dat concrete geval leerling zijn van Petrus, een bijbelschrijver. Net zo goed als ik leerling ben van Paulus wanneer hij de volgorde in de schepping van eerst Adam en dan Eva gebruikt als argument in zijn betoog over vrouwen die geen onderwijs mogen geven of gezag hebben over mannen (1 Tim. 2:12-13). En net zo goed als ik leerling ben wanneer Jezus woorden uit Gen. 2:24 expliciet voorschrijvend leest: “Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één worden” (Matt. 19:5).
Een testcase
Een interessante testcase voor de toepassing van het onderscheid beschrijvend-voorschrijvend zijn woorden van de apostel Paulus in zijn brief aan Titus, woorden waarmee hij zijn junior-collega herinnert aan zijn opdracht “in elke stad oudsten aan te stellen: onberispelijke mannen, die maar één vrouw hebben” (Titus 1:5-6). Op het eerste gezicht lijken de woorden beschrijvend. Maar Paulus’ spreken over “richtlijnen” en de woorden in elke stad maken duidelijk dat hier sprake is van een voorschrijvend karakter (vgl. Hand. 14:23).
Het is in dit geval onwaarschijnlijk dat Paulus het woord oudsten inclusief gebruikt: voor zowel mannelijke als vrouwelijke oudsten. Bij de eisen voor geschiktheid wordt genoemd dat het moet gaan om mannen “die maar één vrouw hebben” (Tit. 1:6). Verderop in de brief geeft Paulus instructies aan Titus over hoe hij pastoraal om moet gaan met verschillende segmenten van de gemeente, waaronder senioren. Dan gebruikt hij voor “oude man” een ander woord dan het woord voor “oudste” (presbuteros) aan het begin van de brief, namelijk de leeftijdscategorie presbutes (Tit. 2:2; vgl. het vrouwelijke presbutis in het volgende vers).
Niet representatief
Er lijkt me alle reden om te concluderen dat het feit dat Paulus de instructie geeft mannelijke oudsten aan te stellen significant is. Je zou verwachten dat een rapport over het thema man-vrouw-ambt aandacht geeft aan deze passage uit een brief van de apostel Paulus. Maar dat gebeurt niet. Ook een vergelijkbare voorschrijvende passage in 1 Tim. 3 speelt in het rapport geen rol van betekenis.
Ik begrijp dat je in een rapport niet alle tekstgedeelten kunt bespreken, maar als je een selectie maakt moet die wel representatief zijn. Het heeft iets onbevredigends dat de selectie van tekstgedeelten die in het rapport gemaakt wordt niet representatief is. In het volgende gastblog noem ik nog een tekstgedeelte dat door de selectie die het rapport heeft toegepast naar mijn mening onterecht buiten de horizon is geraakt.
Interessant. Bijbellezen, het blijft lastig; zeker – of zelfs? – als je theologisch geschoold bent. De m/v-kwestie lijkt voor mij nog het meest op een trekpop. Iedere deelnemer aan het debat trekt de pop in het model dat hem past. Hoe kom je hier ooit uit, ook als je zorgvuldig Bijbel wilt lezen?
LikeLike
Pingback: Een cultuurbepaalde lijn — of is er meer aan de hand? Paulus, Petrus en Jezus over de positie van vrouwen in het deputatenrapport Samen dienen | TheologiePlus
Pingback: GKV GKv-ers dragen bij aan het gesprek m/v - GKV
Pingback: Ambt M/V: een aantal bezwaren | TheologiePlus