Ambt M/V: de Bijbel en wij

De gevoeligheid van de vraag of ‘het ambt’ opengesteld kan / moet worden voor vrouwen, ligt vooral in de koppeling aan het Schriftgezag. Als we meegaan in het voorstel om ruimte te geven voor vrouwelijke ambtsdragers, moet je dan constateren dat we het gezag van de bijbel wel met de mond belijden, maar dat we in de praktijk onze eigen gang gaan?

Er is alle reden om het functioneren van de bijbel in het leven van kerk en christenen op allerlei manieren te nuanceren. Je moet kritisch zijn op simpele identificaties waarmee mijn ‘standpunt x’ gelijkgesteld wordt aan ‘de bijbel’ of ‘Gods Woord’. Het is belangrijk om te erkennen dat wij allen in meer of mindere mate delen in het cultureel-maatschappelijk klimaat van vandaag, dat door veel factoren is gevormd. De gevoeligheid voor contrasten tussen ‘toen’ en ‘nu’ is aanleiding om nog eens goed en fris naar de bijbelse gegevens te kijken, en wellicht nieuwe aspecten te ontdekken. De eerlijkheid gebiedt te zeggen: daar zou je zonder de actuele aanleiding niet altijd op gekomen zijn.

En toch: we hebben het ‘tegenover’ van de bijbel nodig om ons eraan te herinneren dat wij niet zomaar vanzelf de wil van God verstaan. Het tegenover van de Schrift komt naar ons toe in alle concreetheid. Juist in de dingen die voor ons niet duidelijk zijn, of waar wij ons aan stoten. Dat geldt niet alleen voor ‘issues’ zoals ‘M/V in de kerk’ of ‘homoseksualiteit’. Het geldt juist ook voor de kern van het evangelie: de hoofdlijn van verlossing door Gods genade alleen. Dat is niet iets wat mensen zelf zouden bedenken, het gaat tegen veel van onze reflexen in. “Wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bestemd voor wie hem liefhebben” (1 Korinte 2:10).

Voor een gezonde hermeneutiek is het cruciaal dat we het ‘andere’ van de Schrift laten staan. Als de bijbel ons alleen nog kan vertellen wat we toch al wisten, is het verstaansproces al gestokt voordat het goed en wel op gang kon komen. Dan leren we niets nieuws. Dan is het koninkrijk van God binnen óns handbereik. Dan sluiten we onze horizon voortijdig af. Wil je echt verstaan wat God zegt, dan moet je jezelf fundamenteel ter discussie laten stellen. Heb ik het dan toch niet goed begrepen? Kán ik het eigenlijk wel vatten? Waar wil God dan met mij naartoe? Ik denk hier aan het verhaal van Samuël die in de nacht geroepen werd (1 Samuël 3). Tot drie keer toe moet God roepen, voordat het doordringt. Niet alleen de jongen Samuël, ook de ervaren gelovige en hogepriester Eli heeft moeite om Gods stem te verstaan.

Begrijp me goed: deze weerbarstigheid van de bijbel werkt alle kanten op. Tegenstanders van ‘de vrouw in het ambt’ hebben niet op voorhand de bijbel aan hun kant. Gods bedoeling met mannen en vrouwen gaat dieper en strekt verder dan het bevestigen van een sociale status quo. De aanhoudende discussie over ‘M/V en ambt’ van de laatste jaren levert iets goeds op wanneer we ons bewust worden van onze neiging om juist díe bijbelgedeeltes naar voren te halen die het makkelijkste bij onze eigen voorkeuren of gewoontes aansluiten.

Als tegenwicht kan het heilzaam zijn om de klassieke ‘eigenschappen’ van de bijbel, zoals in de gereformeerde theologie vanaf de 16e eeuw daarover gesproken werd, weer over het voetlicht te brengen. Dat de bijbel door en door een menselijk boek is, dat weten we intussen wel, wellicht (?) beter dan enkele generaties geleden. Dat behoort tot de concreetheid van de openbaring waarmee God in ons mensenleven wil binnenkomen. Intussen is het naar mijn overtuiging tijd om opnieuw te benadrukken dat deze bijbel – in alle menselijkheid – het Woord van God is, en dus:[1]

  • Door God geïnspireerd;
  • Gezaghebbend;
  • Duidelijk;
  • Volkomen.

Elk van deze eigenschappen is in een context te plaatsen en te nuanceren. Maar met elk van deze woorden is gezegd: dit boek (deze bundel van boekjes) heeft iets bijzonders, want God zelf spreekt ons hiermee aan. Hij vertelt ons wie Hij is, wie wij zijn, wat Hij met de wereld voorheeft. God roept ons tot zijn heil, en daar is heel de condition humaine van onheil, onwil en onvermogen in meegenomen. Dáár gaat de bijbel over. In deze zin is de Schriftleer de parallel van de ‘rechtvaardiging van de goddeloze’. Onze verhouding tot de bijbel is niet alleen wat genoemd wordt: “epistemologisch”: hoe kunnen we dit allemaal weten en begrijpen? Er is niet alleen een verstaansprobleem: “Hoe kan ik God en zijn wil verstaan?”, maar ook een bestaansprobleem: “Hoe sta ik als mens ten opzichte van God, hoe kan ik voor zijn aangezicht bestaan?” In die zin is dus ook het gezag van de Schrift een “artikel waarmee de kerk staat of valt”.

Het maakt nogal verschil hoe je het hermeneutisch bewustzijn hanteert. Je eigen verstaanscontext in rekening brengen kan heel goed leiden tot grotere openheid voor wat God je te zeggen heeft. Tegelijk is een inherent risico dat bij alle aandacht voor ‘culturele bepaaldheid’ het eigen stand-punt buiten schot blijft. Juist hermeneutisch gezien is het een illusie dat er een ‘safe area’ van verstaan kan worden gevonden of gecreëerd. Het verhaal – de confrontatie tussen het ‘vreemde Woord’ en mijn vertrouwde bestaan – begint telkens opnieuw.

Daarmee komen we bij de vraag: Hoe staat het in dit onderwerp met “de bijbel en wij”? In de huidige beeldvorming is er een verkleving ontstaan tussen het onderwerp ‘M/V en ambt’ en de vraag van het Schriftgezag. Is die koppeling terecht, of is het mogelijk om deze verkleving nog weer los te weken?

Er zit iets ongezonds in om zoveel gewicht te hangen aan één issue. Dan moet je wel zeker weten dat de keuze in de vraag ‘vrouw in het ambt?’ een terechte toespitsing is van de vraag naar het Schriftgezag. Dat vraagt om een open gesprek, waarin we werkelijk elkaars intenties willen proeven en recht willen doen. Het vraagt ook om de durf en het vertrouwen om niet alleen bij goede intenties te blijven, maar in alle eerlijkheid na te gaan of we die intenties kunnen volhouden in onze concrete hantering van het bijbelse spreken. We kunnen niet op voorhand uitsluiten dat zo’n verband tussen visie op ‘vrouw en ambt’ en hantering van Schriftgezag er is, en dan is ‘M/V en ambt’ de kwestie (of een van de kwesties) waarin de trouw aan de bijbel als Woord van God moet blijken in de kerk van vandaag.

Het is goed voor te stellen dat de ‘verkleving’ is ontstaan door een specifieke argumentatiestrategie die rond het thema ‘M/V en ambt’ in het verleden nogal eens gehanteerd is, en die ik hier in grove trekken schets:

  • Een exegese van een setje ‘kernteksten’ die in een zekere rangorde komen te staan;
  • De aanname van een vaste ordening die God, vanaf de schepping, aan het menselijk samenleven geeft (in gereformeerde kringen vaak in een afgezwakte vorm van het rooms-katholieke natuurrecht);
  • Verzet tegen feministische emancipatie-idealen;
  • Accentueren van het apostolisch gezag van bijvoorbeeld Petrus en Paulus, met daarin de veronderstelling dat wat zij over verhoudingen en optreden van mannen en vrouwen schrijven blijvend geldig is;
  • Afwijzing van ‘culturele bepaaldheid’ als argument om aan bijbelteksten over de positie van mannen en vrouwen geen gevolg meer te geven.

Kort samengevat zou je kunnen zeggen: de ene positie vertegenwoordigt een eenduidig brontekst-georiënteerde hermeneutiek (lezen wat er staat!), en bekleedt deze met sterk religieus gezag (zo zegt de Heer!).

Dit roept gemakkelijk een tegengestelde argumentatie op, die feitelijk in spiegelbeeld dezelfde strategie hanteert:

  • De betreffende teksten worden van een andere exegese voorzien;
  • De doorgaande lijnen van hoe God zijn wil en zijn werk openbaart worden op een andere manier getrokken, met niet ‘schepping’ maar ‘verlossing’ als centrale categorie;
  • De apostolische instructies m.b.t. gedrag van mannen en vrouwen worden uitgelegd als beperkt tot de specifieke situatie van daar en toen;
  • Emancipatie van vrouwen (evenals andere vormen van bevrijding) wordt positief geduid als mede een vrucht van het evangelie;
  • Culturele bepaaldheid wordt als een gegeven gezien dat én bij de inkleuring van de bijbelse boodschap én bij onze huidige toepassing van de bijbel terecht een rol speelt.

De tweede benadering vraagt, in contrast met de eerste, aandacht voor de verschillen in tijd en cultuur (met ‘lezen’ alleen ben je er nog niet) en gebruikt deze om het gezag van de teksten te nuanceren (‘Zo zegt Paulus’ is nog niet meteen ‘Zo zegt de Heer’).

Met deze spiegelbeeldige benaderingen pro en contra houden we in feite elkaar gegijzeld. We willen de vraag naar ‘vrouwen in het ambt’ beslissen op grond van de bijbel, maar dat wordt zomaar een gevecht over de rug van de bijbel. De vraag is of we daar goed aan doen. Anders gezegd: is er een uitweg?

[1] Een representatieve uiteenzetting van deze aspecten van de Schrift is te vinden in Synopsis Purioris Theologiae / Synopsis of a Purer Theology: Latin Text and English Translation:Volume 1, Disputations 1 – 23 (Leiden: Brill, 2014), de hoofdstukken 2, 4 en 5. De Nederlandse Geloofsbelijdenis geeft in artikel 3, 5 en 7 een korte verwoording van deze zelfde gedachten.

3 gedachtes over “Ambt M/V: de Bijbel en wij

  1. De uitweg lijkt mij de erkenning dat de Bijbel naast Gods Woord ook mensenwoorden bevat én dat God behalve via de Bijbel ook direct tot ons spreekt.
    God’s geest spreekt in deze tijd in de geest van emancipatie die ook -voorbij gaand aan de morele status quo van de Bijbel- slaven categorisch heeft geëmancipeerd.

    Like

  2. Pingback: Ambt M/V: Is er een weg terug? | TheologiePlus

  3. Probleem is dan: wie bepaalt wat menselijke woorden waren en welke niet. Alle bijbelboeken zijn door mensenhanden geschreven. Mijn punt is ook: in de bijbel staan verschillende dingen genoemd als: de schepping vond plaats in zes dagen, de vrouw moet zwijgen in de gemeente, homoseksualiteit is zonde, overspel ook etc. Dit is letterlijk te vinden. In de bijbel staat niet, de schepping waren miljoenen jaren, de vrouw mag spreken ( want dat staat mooi), homoseksualiteit mag alleen als er sprake is van liefde, overspel mag mits…. Wat ik probeer te zeggen is: in de bijbel staan deze dingen duidelijk opgetekend, maar nu gaat de moderne mens ons vertellen dat we dit eigenlijk niet zo moeten lezen, zelfs tegenovergesteld. Ik vind dit een gevaarlijke manier van omgaan met de bijbel, want waar ligt de grens ? Is de opname symbolisch, is de opstanding symbolisch? Want wie bepaalt nu deze grens? De bijbelgeleerde? Moet de gewone burger weer luisteren naar de theoloog en kan deze persoon niet tot eigen inzicht komen? Zoals voor de reformatie? Waar de katholieke priesters vooral tot eigen uitleg kwam? Vergis je niet de reformatie resulteerde in de stelling: want alleen door genade ben je behouden, niet door werken. God heeft een duidelijk boek gegeven, niet een davinci code/ puzzelboek.

    Like

Plaats een reactie