Wolter Rose
25 januari 2017
In een eerste gastblog heb ik vragen gesteld bij de manier waarop het rapport Samen dienen van de deputaten “M/V en ambt” het onderscheid tussen beschrijvende teksten en voorschrijvende teksten hanteert. In dit tweede gastblog zet ik kanttekeningen bij het gebruik van typeringen als “cultuurbepaalde lijn” en “patriarchale cultuur”.
Een “cultuurbepaalde” lijn
Het rapport worstelt met het “‘probleemloos’” voortbestaan tot in het Nieuwe Testament van wat het rapport noemt de “cultuurbepaalde” lijn van ondergeschiktheid van vrouwen aan mannen. De manier waarop die worsteling zich voltrekt, versterkte mij in mijn overtuiging dat we met deze typering in het rapport (“de “cultuurbepaalde” lijn van ondergeschiktheid van vrouwen aan mannen”) bij de kern van het probleem zitten.
Idealist Fallacy
In de eerste plaats is de tegenstelling die het rapport maakt tussen de apostelen aan de ene kant en Jezus aan de andere kant kunstmatig. Wanneer je bij Jezus alleen maar de genadige of maatschappijkritische lijn in de zin zoals door het rapport bedoeld meent aan te treffen, dan maak je je naar mijn mening schuldig aan wat John Elliott noemt de “idealist fallacy”: de redeneerfout van het toeschrijven van een bepaald ideaal of ideologie, in dit geval een modern westers gelijkheidsideaal, aan een cultuur die wezenlijk anders is dan je eigen cultuur, in dit geval een antieke beschaving van tweeduizend jaar geleden.
Dat er bij Jezus uitsluitend sprake is van wederkerigheid in de man-vrouw verhouding kun je overigens alleen maar volhouden wanneer je voorbijgaat aan het feit dat Jezus alleen mannelijke apostelen koos en aanstelde. In het deputatenrapport wordt aan dit gegeven geen aandacht gegeven, opnieuw een voorbeeld van het niet-representatief zijn van de selectie binnen het relevante tekstmateriaal die in het rapport gemaakt wordt.
De omissie is niet te repareren met de soms geopperde suggestie dat Jezus zich op dit punt strategisch aanpaste aan de omringende cultuur, met het oog op een succesvolle voortgang van het Evangelie. Daarvoor is in het Nieuwe Testament geen enkele aanknopingspunt te vinden. De suggestie van zo’n strategische aanpassing lijkt mij ook moeilijk te rijmen met de vermelding van de namen van deze twaalf apostelen op de twaalf grondstenen van de stadsmuur van het nieuwe Jeruzalem in het visioen dat de apostel Johannes ontvangt over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde (Opb. 21:14) naast “de namen van de twaalf stammen van Israëls zonen” op de twaalf poorten van de stad (Opb. 21:12).
Inclusiviteit
Ook in de duiding van Gal. 3:28 maakt het rapport (13) zich schuldig aan de “idealist fallacy”. Paulus’ woorden over het “allen één in Christus” zijn hebben alleen in zoverre iets te zeggen over gelijkheid dat het heil in Christus bedoeld is voor alle mensen, ongeacht etniciteit, sociale status of geslacht. Het gaat in dit vers over de inclusiviteit van het Evangelie, niet over sociale gelijkstelling of de opheffing van sociale of economische onrechtvaardigheid.
Hoezo cultuurbepaald, hoezo patriarchaal?
Met andere woorden: bij Jezus zijn beide lijnen aanwezig: de zgn. cultuurbepaalde lijn en de maatschappijkritische lijn — op dat punt is er in tegenstelling tot wat het rapport beweert geen verschil tussen Jezus aan de ene kant en apostelen als Paulus en Petrus aan de andere kant. Deze constatering geeft reden om een vraagteken te zetten bij de adequaatheid van de typering van de eerstgenoemde lijn als een “cultuurbepaalde lijn”.
De sociale werkelijkheid van samenlevingen in het Oude Nabije Oosten en in de Grieks-Romeinse wereld is complexer dan het rapport het voorstelt. Het rapport komt niet verder dan uitdrukkingen als “een sterk patriarchale cultuur” als typering van de samenlevingen in de tijd van het Oude en Nieuwe Testament. Dat laat zien dat de analyse van deze oude culturen erg aan de oppervlakte blijft steken. Alsof er geen belangrijke verschillen zijn op het punt van de man-vrouw verhouding tussen Egypte en Mesopotamië, of tussen Egypte en het latere Griekenland. Alsof er achter een door mannen gedomineerde wettelijke of culturele code niet een dynamische sociale werkelijkheid schuil kan gaan waarin je op een bepaalde manier kunt spreken van macht van vrouwen (Meyers).
De wetgeving in het Oude Testament is met het rapport inderdaad “genadig” te noemen. Tegelijk behoudt de man een centrale rol binnen de familie (Block), en de wetgever doet geen poging daar een eind aan te maken. Is er maar één verklaring mogelijk: dat dit een aanpassing zou zijn aan een omringende cultuur? Of is het ook mogelijk dat er hier meer aan de hand is dan een aanpassing aan een omringende cultuur?
Een goed ontwerp en een ontaarde werkelijkheid
Als de zgn. cultuurbepaalde lijn zoveel ruimte krijgt in het Oude Testament en zolang blijft bestaan tot diep in het Nieuwe Testament, en je vindt die lijn niet alleen bij Paulus en Petrus maar ook bij Jezus — dan rijst er voor mij inderdaad een vraag. Doe je recht aan deze lijn door hem cultuurbepaald te noemen? Of is er meer aan de hand?
Zou het kunnen zijn dat de werkelijkheid waarnaar de uitdrukking verwijst een complexe combinatie is van iets wat in zichzelf moreel goed is en een verwerpelijke ontaarding daarvan? En moeten we misschien zeggen dat het de uitdaging en roeping is van elke menselijke samenleving om de goede kern los te peuteren uit de ontaarde bast?
Asymmetrie
Ik zou de goede kern zo willen omschrijven: in het ontwerp van de schepping van man en vrouw is een asymmetrie aanwezig in de rol en de verantwoordelijkheid van mannen aan de ene kant en die van vrouwen aan de andere kant. Zoals de theologiegeschiedenis heeft laten zien (Roberts) is het niet eenvoudig en kan het riskant zijn die asymmetrie al te concreet in te vullen.
Ik doe een voorzichtige poging: bij de invulling van die asymmetrie kun je denken aan een initiërende rol en verantwoordelijkheid van de man vs. een aanvullende rol en verantwoordelijkheid van de vrouw. Ik vind het trouwens opvallend dat het rapport er ook niet aan ontkomt in een vergelijkbare richting te denken (24). Het rapport gebruikt dan de uitdrukking koppositie. Ik vind dat niet een echt gelukkige greep. Waarom niet gewoon “hoofd-zijn”?
In ieder geval voor mij vallen wanneer je uitgaat van een asymmetrisch ontwerp een flink aantal puzzelstukjes beter op hun plaats. Ik denk dan aan gegevens als: de volgorde in de schepping, waar de apostel Paulus op wijst (1 Tim. 2:13); het initiatief dat de man heeft in de weg naar een huwelijk (Gen. 2:24; een initiatief dat ook in de aanhaling van deze woorden door Jezus [Matt. 19:5-6] blijft bestaan, terwijl hij wel een andere belangrijke wijziging in de tekst van Genesis doorvoert [“die twee” i.p.v. “zij”]); Adam die door God als eerste ter verantwoording geroepen wordt nadat eerst Eva en vervolgens Adam van de vrucht van de boom gegeten heeft (Gen. 3; vergelijk ook de rol die de apostel Paulus geeft aan Adam als hoofdverantwoordelijk in de val van de mens in zonde in Rom. 5:12-14 en 1 Kor. 15:22).
Vloek
En de ontaarding is dan de vloek dat de man de vrouw in feite degradeert van haar bijzondere positie als (net als hijzelf) geschapen naar het beeld van God, naar de positie van de rest van de schepping, zodat hij ook over haar kan heersen. En dat terwijl zij beiden, man en vrouw, en samen, geroepen zijn over die rest van de schepping heerschappij te voeren (Gen. 1:26, 28; waar wel een ander werkwoord gebruikt wordt dan in Gen. 3:16).
Een positief antwoord
Tenslotte: het rapport formuleert wat volgens het oordeel van het deputaatschap de kernvraag is op deze manier (4, 8): is het “op grond van de Bijbel gerechtvaardigd dat vrouwen in de kerk een andere positie innemen dan in de maatschappij?” Ik blijf het een merkwaardige kernvraag vinden: waarom zou je een maatschappij maatgevend maken? En wanneer we de conclusies en aanbevelingen aan het eind van het rapport bereikt hebben, is de vraag ook zo ongeveer overbodig geworden, is mijn indruk.
Je kunt deze kernvraag wat mij betreft met een gerust hart een positief antwoord geven. In Egypte had je priesteressen, en in Mesopotamië ook. Een opvallend detail in de opbouw van de samenleving in het oude Israël is de afwezigheid van priesteressen. Daarmee hebben we op zijn minst een precedent dat vrouwen binnen het volk van God een andere positie hadden dan vrouwen in de omringende cultuur.
Ik ging mijn kennismaking met het rapport in vanuit de overtuiging dat zusters binnen de gemeente van Christus op onderscheiden posities (en ook in betaalde banen) ingezet kunnen worden, maar niet op posities van gemeentebrede prediking en onderwijs, en niet in het ambt van oudste (het ambt van diaken is een ander verhaal). Na bestudering van het rapport en weging van de argumenten heb ik geen reden gevonden mijn overtuiging te moeten herzien.
Literatuur
Block, Daniel I. “Marriage and Family in Ancient Israel.” Pages 33–102 in Marriage and Family in the Biblical World. Edited by Ken M. Campbell. Downers Grove, Ill.: InterVarsity, 2003.
—. “‘You Shall Not Covet Your Neighbor’s Wife’: A Study in Deuteronomic Domestic Ideology.” Journal of the Evangelical Theological Society 53.3 (2010): 449–74. [online]
Elliott, John H. “Jesus Was Not an Egalitarian. A Critique of an Anachronistic and Idealist Theory.” Biblical Theology Bulletin 32 (2002): 75–91. [online]
Meyers, Carol L. “Was Ancient Israel a Patriarchal Society?” Journal of Biblical Literature 33.1 (2014): 8–27. [online]
Roberts, Christopher Chenault. Creation and Covenant: The Significance of Sexual Difference in the Moral Theology of Marriage. New York: Clark, 2007.
http://www.mayaan.nl/11-vragen/42-de-vrouw
Dit kwam ik vorige week tegen op de site van de Messiaanse Joodse gemeente te Drachten. Vond ik ook boeiend om te lezen.
LikeLike
Mooie link Ineke 🙂
Het is opvallend dat noch Mozes noch Jezus zelf een (s)preek of leerverbod afgeeft voor de zusters.
Het (s)preek of leerverbod dat alleen Paulus afgeeft voor de zusters is mogelijk gebaseerd op:
.1 het feit dat meisjes te weinig opgeleid werden in de TeNaCh en daardoor als vrouwen te weinig onderlegd waren geworden in de Schriften (ze moesten immers het huishoudelijk werk, de akker en de kinderen doen). Dit itt de jongens die op jonge leeftijd al Bar Mitswa werden; wel opgeleid en dus kennis van de Schriften. De mannen kunnen dus wel met wijsheid (s)preken in de samenkomsten. En daar gaat het om.
.2 de gang van zaken in de synagoge; vrouwen en meisjes zaten gescheiden van de mannen en jongens. Wil je als vrouw een broeder of jouw eigen man iets zeggen dan moet je schreeuwen met chaos als gevolg. Tegen een dergelijke chaos verzet Paulus zich uitdrukkelijk.
.3 het feit dat de zusters communicatief sterker onderlegd zijn dan de (soms ijzige) mannen. Echter wanneer die veelvuldige communicatie ontaardt in kletspraatjes en achterklap dan moeten ze daar onmiddellijk mee stoppen en eea gewoon thuis bespreken
Bovendien waren de zusters van 60 en ouder vanwege hun leeftijd vrijgesteld van zorgtaken. Deze zusters deden volop mee in het (bestuur van) het gemeenteleven. Dus, heb geen zorgtaken thuis (of in de buurt of familie) zet je dan volop in voor de gemeente, dat is het gezin van Jezus 🙂
Sterkte gewenst met het uitdragen van de Woorden van onze goede God.
Met vriendelijke groet,
Klaas Oordt
Mooi RHEEZE a/d Vecht bij Hardenberg
LikeLike
Deze informatie vanuit de ‘Joodse’ achtergrond is nauwelijks te controleren, en voegt dus aan de discussie niets toe.
Reactie toegelaten als ‘mogelijk interessant’.
LikeLike
Hoe passen zowel symmetrieën als asymmetrieën samen in een melodie of muziekstuk?
Wie recht wil doen aan een teruggevonden oude compositie, zal afwegen of muzieklijnen bedoeld zijn als bovenstem of basso continuo, als ondertoon of antifoon. Of als centrale thematiek. Of als …
De stemming of toonzetting die ik hierboven hoor, roept, althans bij mij, dergelijke overwegingen op, en mogelijk ook bij anderen herkenning van akkoorden, of wellicht zelfs zielsverwantschap.
Wijsheid en verbondenheid zijn kostbare gaven in een tijd van assertiviteit en onverbondenheid.
LikeLike
Wolter, hartelijk dank voor deze twee evenwichtige artikelen, die wat mij betreft een adequate reactie op het deputatenrapport geven. Dit rapport geeft net als het rapport van drie jaar geleden onvoldoende handvatten voor het door velen gewenste synodebesluit.
LikeLike
Duidelijke blog Wolter. Dankje
LikeLike
Bedankt voor deze duidelijke inbreng.
Na jaren in het buitenland gewoond te hebben zijn we weer terug in de GKv, en we zijn bezorgd over de ontwikkelingen hier.
Ik heb mijn commentaar op het rapport “Samen Dienen M/V” gepubliceerd op http://depoarte.org/?page_id=832 . De analyse van D.A. Carson (samengevat in genoemd rapport) vond ik ook een goede bijdrage.
Wat moeten we nu? Ik denk dat we via een soort “Gospel Coalition Nederland” (organisatie, website, conferenties) een positief, orthodox, en samenbindend communicatie- en organisatieappraat kunnen creëren. (Op het ogenblik lijkt het dat er hier en daar slechts iemand is als een roepende in de woestijn.) Ik denk dat het belangrijk is om een houvast te geven aan broeders en zusters in christelijke kerken in Nederland die niet traditionalistisch willen zijn, maar ook niet los willen laten aan de solas van de reformatie. Ik bid dat we samen een doorgaande, gezonde, opbouwende kracht mogen zijn- en niet alleen onze kritische stem laten horen als we op het punt van belangrijke beslissingen komen.
Aize Smit, Drachten
LikeLike
N.a.v. “organisatie, website, conferenties”. Mij dunkt dat christenen zich primair verenigen rond Jezus Christus en die gekruisigd, rond de kern van het evangelie.
Andere opbouwende initiatieven – prima. Maar liever niet als secundaire verenigende kernen (al dan niet met agressieve ondertoon jegens andersdenkende brs & zrs). Is Christus’ Lichaam niet al teveel verscheurd?
LikeLike