Ambt M/V: een aantal bezwaren

De afgelopen kleine twee jaar mocht ik in verschillende gemeentes een lezing houden op een avond over ‘M/V en ambt’. Nu die reeks wat lijkt op te drogen, plaats ik het verhaal (korte versie) hier op mijn blog.

Het thema ‘Man/vrouw en ambt’ is breed en complex. Je kunt er veel verschillende verhalen bij houden en van allerlei kanten vragen stellen. De concrete aanleiding zijn nu de besluiten die de synode van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in 2017 nam. Ik begin even met een stapje terug. Hoe kunnen we deze besluiten interpreteren? Ik stel die vraag eerst wat globaal, van een afstandje. Je kunt op minstens drie manieren naar het geheel kijken:

  • De synode zegt: het is bijbels verantwoord om ook de vrouwen in de ambten te laten dienen. Als je dat letterlijk neemt, zul je dus naar de aangevoerde bijbelse gronden kijken: zijn die overtuigend en afdoende om deze conclusie te trekken?
  • Je zou de besluiten ook kunnen opvatten in de zin van “We komen er niet eenduidig uit, maar we willen nu toch een beslissing nemen, en dus doen we maar dit.” Een verlegenheidsoplossing dus, om in een langlopende discussie toch de knoop door te hakken. Tot op zekere hoogte zou ik dat kunnen volgen, ook al ben ik van de gemaakte keuze niet overtuigd. Maar als je let op de toon van de synodebesluiten en de communicatie er omheen, dan lijkt dat niet op een verlegenheidsoplossing.
  • Niet in de officiële teksten, maar wel in de gesprekken er omheen, kom je soms nog een andere benadering tegen. Dan zeggen mensen: moet je dat eigenlijk wel willen, om op grond van de Bijbel dit vraagstuk op te lossen? Wij leven nu eenmaal in een andere cultuur, en in die cultuur kun je ’t als kerk niet maken om vrouwen dit recht te onthouden. Laat de Bijbel er alsjeblieft buiten! Soms proef je een onderlaag die te maken heeft met emancipatie, met de rechten van vrouwen die eeuwenlang met voeten getreden zijn, zoals sommigen zeggen. Dan wordt de vraag naar ‘de vrouw in het ambt’ een strijd tussen de seksen. Als het M/V-besluit deze strekking zou hebben, dan moeten we een heel ander gesprek voeren …

Voor de rest van mijn verhaal ga ik uit van de eerste benadering, en dan wil ik graag drie punten naar voren brengen. Allereerst iets over het bijbelse onderwijs over man/vrouw en hun onderlinge verhouding. Vervolgens iets over ‘ambt’ en ‘ambten’. Tenslotte iets over de vraag, hoe wij in dit onderwerp met de Bijbel omgaan.

Het bijbelse onderwijs over man/vrouw.

In de bezinning van de afgelopen ruim tien jaar is terecht een breder plaatje naar voren gekomen. Bijvoorbeeld prof. Erik de Boer heeft in zijn boek Zij aan zij laten zien dat de Bijbel in Oude én Nieuwe Testament op heel veel manieren over positie en inzet van vrouwen in de dienst van God spreekt. Je kunt de bijbelse lijn niet eenduidig op de formule brengen van ‘de man is hoofd, de vrouw is hulp’, of ‘de man geeft leiding, de vrouw is ondergeschikt’.

Bovendien is van belang dat wij onze fundamentele identiteit vinden in Christus. De bekende tekst uit Galaten 3:27-28 is hier leidend, ook als het gaat om ons man-zijn of vrouw-zijn. Wij hebben onze diepste identiteit niet in het feit dat we man of vrouw zijn, maar onze identiteit ligt in Christus. Dat betekent dat we ons ook niet hoeven te profileren of sterk maken voor onze sekse of gender.

Tegelijk blijft er in het Nieuwe Testament iets zichtbaar van onderscheid in taken, verantwoordelijkheden en posities van mannen en vrouwen. Nergens in het Nieuwe Testament verdwijnt dat uit beeld. Als Christus ons komt verlossen, en als zijn evangelie in ons leven komt, dan worden we wel van de zondige en verkeerde elementen in de onderlinge omgang verlost, de vloek die sinds Genesis 3 ligt op de relatie tussen man en vrouw (zie bijvoorbeeld het artikel “Verstoorde relatie” door Egbert Brink) wordt opgeheven, maar de verhoudingen zélf waarin wij leven (ouder – kind, man – vrouw, slaaf – heer) worden niet ongedaan gemaakt. Veeleer kun je zeggen dat in alle brieven van de apostelen juist deze basisrelaties met kracht bevestigd worden. Het is goed om je plek in te nemen juist als man of vrouw, als ouder of kind, als heer of slaaf. Wel worden onze onderlinge verhoudingen van binnenuit vernieuwd, omdat we elkaar leren zien en leren aanvaarden vanuit onze verbondenheid in Christus. Als voorbeeld een stukje uit Kolossenzen 3:18-24.

18 Vrouwen, erken het gezag van uw man, zoals past bij uw verbondenheid met de Heer. 19 Mannen, heb uw vrouw lief en wees niet bitter tegen haar. 20 Kinderen, gehoorzaam je ouders in alles, want dat is de wil van de Heer. 21 Vaders, vit niet op uw kinderen, want dat maakt ze moedeloos. 22 Slaven, gehoorzaam uw aardse meester in alles, niet met uiterlijk vertoon om bij de mensen in de gunst te komen, maar oprecht en met ontzag voor de Heer. 23 Wat u ook doet, doe het van harte, alsof het voor de Heer is en niet voor de mensen, 24 want u weet dat u van de Heer een erfenis als beloning zult ontvangen-uw meester is Christus!

Hier zie je beide kanten heel mooi naast elkaar staan: onze eenheid in Christus verbindt ons met elkaar. Dit relativeert: je kunt jezelf en anderen nooit helemaal vastzetten in de maatschappelijke rol of positie ten opzichte van elkaar. Je bent nooit alleen maar vader, of vrouw, of slaaf. Tegelijk geeft Paulus voor ieder mens in de verschillende relaties waarin hij/zij staat specifieke aanwijzingen voor wat dit betekent. Die posities kun je niet zomaar omdraaien. Mijns inziens moeten we dit element dus vasthouden in hoe we de ambten – als een bijzonder soort functie in de kerk – vormgeven.

Binnen dit geheel kom je dan uit bij de zogenoemde ‘zwijgteksten’: 1 Korinte 14:34-35, en 1 Timoteüs 2:11-14. Het is wel wat jammer, en ook onnodig, om deze teksten geïsoleerd te laten staan. Dan kun je de indruk krijgen dat de hele strekking van het NT in de richting van gelijke rechten voor vrouwen en mannen gaat, en dat je dan opeens – jammer maar helaas! – met deze twee spelbrekers te maken krijgt. Ik denk dat het anders ligt: wat Paulus in deze teksten als aanwijzingen geeft, is het topje van de ijsberg. Hieronder ligt een constante lijn die de Bijbel aangeeft over de verhouding van mannen en vrouwen, een lijn die teruggaat op Gods oorspronkelijke wil bij de schepping, en die gehandhaafd blijft in het nieuwe leven van Gods koninkrijk. Die doorgaande lijn wordt door Paulus toegepast op specifieke situaties in de gemeente, en dan geeft hij aanwijzingen voor wat wel of niet passend is in het optreden van vrouwen.

Ik weet dat er rond de uitleg van deze twee teksten veel vragen zijn die niet eenduidig opgelost kunnen worden. Maar het is mijns inziens niet verantwoord om ze dan maar buiten de discussie te plaatsen, zoals de synode doet in de gronden bij besluit 3 (“in zichzelf geen onbetwistbare grond … omdat de exegese van deze teksten daarvoor te zeer omstreden is”). Dat kan zo niet!

Binnen de marges van onzekerheid over een aantal details blijven er een aantal elementen waar je iets mee moet:

  • Allereerst het feit dat Paulus verwijst naar ‘de wet’ (1 Kor. 14) en naar de geschiedenis van schepping en zondeval uit Genesis 2 en 3 (1 Tim. 2). Dat roept natuurlijk vragen op: wat bedoelt Paulus met ‘de wet’, en wat wil hij zeggen met de verwijzing naar de geschiedenis van Adam en Eva? Daar zit best ruimte in voor verschillende uitleg, maar het voornaamste punt lijkt me dit: als Paulus hierop zijn instructies baseert, laat zien dat het voor hem dieper ligt dan alleen maar wat toevallige aanwijzingen voor de context van toen. In wet en schepping ligt blijkbaar iets van Gods bedoeling voor mannen en vrouwen, dat nog altijd richtinggevend is voor ons. Binnen het geheel van motieven die Paulus aanhaalt hebben deze verwijzingen een groot gewicht. Ze sluiten niet alleen aan bij de cultuur van toen – een cultuur van eer en schaamte, van vaste top-down verhoudingen in de maatschappij – maar ze zijn funderend en richting gevend.
  • Vervolgens kunnen we inhoudelijk kijken naar het optreden van vrouwen dat al dan niet passend is. Het is te gemakkelijk om dit ‘passend’ alleen af te meten aan de missionaire situatie van de toenmalige gemeentes, waarbij wij om diezelfde missionaire reden precies de tegengestelde invulling kunnen kiezen. Het ‘zwijgen’ dat Paulus aan de vrouwen in Korinte oplegt, heeft een inhoudelijke lading die we uit de context zo goed mogelijk moeten afleiden. Uiteraard gaat dit er niet over dat vrouwen op geen enkele manier hun stem mogen laten horen, zelfs niet bij het zingen. Eerder lijkt het te gaan om deelname aan het gemeentebrede beraad in de beoordeling van profetieën. Die lijn van uitleg volgde de synode van Ommen in 1993 toen het ging om kiesrecht voor de vrouwen. Het is te verdedigen dat in dat beoordelend meespreken een element van gezag en beslissing aanwezig is dat een relevant argument kan zijn in verband met de vraag naar ‘de vrouw in het ambt’. Dat gaat dus niet rechtstreeks, één op één, maar er zit een tussenstap in: waarom vindt Paulus dit meespreken van de vrouwen niet passend, en op welke manier zit dat ook in wat wij ‘het ambt’ noemen? Voor de uitdrukkingen over ‘onderwijs geven’ en ‘gezag uitoefenen’ in 1 Tim. 2 geldt hetzelfde: ook die hebben een inhoudelijke lading die we moeten proberen op een positieve manier te omschrijven. Anders onttrekken we ons aan een belangrijk stuk van de strekking van deze teksten. Daarbij zullen we ook iets moeten met het woord ‘onderschikken’ of ‘gezag erkennen’ dat we in beide teksten – en op nog veel meer plaatsen in het NT – tegenkomen: de vrouwen moet op een of andere manier hun plek innemen ónder hun man. Het valt mij op dat je in de recente bezinning dit element eigenlijk niet meer terughoort …
  • Tenslotte gaat het om de houding die wij ten opzichte van Paulus’ woorden aannemen: zijn wij er op gericht om zijn instructies mee te nemen naar ons handelen vandaag, ook als we niet alle details precies overzien? Of laten we ze te gemakkelijk achter ons vanwege de afstand in tijd en cultuur? Ik geloof dat deze teksten nog altijd iets te zeggen hebben voor bepaalde vormen van optreden in het geheel van de gemeente, en dat ze dus een rol moeten blijven spelen in het nadenken over ‘vrouw en ambt’.

Ambt en ambten

Wat bedoelen we bijbels gezien met ‘ambt’, en wat is het eigene van elk ambt afzonderlijk (diaken, oudste, predikant)? Het synodebesluit maakt daar geen onderscheid in. ‘Het ambt’ wordt dan een containerbegrip waar van alles in past. Jaren geleden al heeft prof. Jakob van Bruggen betoogd dat dit geen vruchtbare aanpak is.

Besluit 3 van de synode redeneert vanuit het ‘algemeen ambt’ van alle gelovigen, en ziet van daaruit ruimte voor een volwaardige inzet van vrouwen op alle terreinen van het kerkelijk leven. Eigenlijk is met dat besluit – waarbij in de gronden ook de ‘zwijgteksten’ worden afgeserveerd – de voornaamste beslissing al genomen.

De gevolgtrekking vanuit dit ‘algemene’ ambt naar de ‘bijzondere’ ambten snijdt echter geen hout. In het Nieuwe Testament hebben de functies die wij nu ‘ambten’ noemen elk een eigen karakter, en ze ontlenen hun gezag elk afzonderlijk aan de instelling door Christus en zijn apostelen.

Inderdaad vervullen vrouwen in het Nieuwe Testament een groot aantal taken. We komen ze op verrassende plekken en posities tegen. Vrouwen zijn onmisbaar voor de voortgang van het evangelie. De eerste die in Europa tot geloof in Jezus komt, is Lydia de purperverkoopster uit Tyatira. Was Lydia er niet geweest, dan hadden wij hier nu niet gezeten. Naast die brede variatie aan taken en functies komen we in het Nieuwe Testament één kernambt tegen: de oudsten, die in alle gemeenten moeten worden aangesteld. Titus 1:5 bijvoorbeeld schrijft dit nadrukkelijk voor, en dat vormt dan in de brief die Paulus schrijft één geheel met de verdere instructies voor oudsten, opzieners en diakenen. Ten aanzien van dit ambt schiet het synodebesluit (nummer 5) duidelijk tekort. Er is geen overtuigend bewijs dat in de Nieuwtestamentische gemeenten vrouwen als oudste actief waren. De passages uit Titus 1 en 1 Timoteüs 3 die spreken over de vereisten voor oudsten en opzieners gaan er duidelijk vanuit dat dit mannen zijn. De voorbeelden van Mirjam en Debora die uit het Oude Testament worden aangehaald, zijn niet voldoende om te concluderen dat dús vrouwen een plek hebben in het leidinggeven door middel van bestuur en rechtspraak.

Ook in de openstelling van het predikambt gaat de synode te kort door de bocht. In de gronden bij besluit 6 wordt uitsluitend geargumenteerd vanuit de gave van de profetie. Inderdaad, het Nieuwe Testament kent vrouwelijke profeten.Denk aan de vier ongetrouwde dochters van de evangelist Filippus (Handelingen 21) En je zou vandaag nog steeds vormen kunnen bedenken waarin vrouwen ruimte krijgen om de woorden van God aan de gemeente door te geven. Maar ik zie deze gave van de profetie als iets incidenteels, waarbij mensen onder de directe inwerking van de Heilige Geest een woord voor die specifieke situatie krijgen. Daarnaast heeft volgens het Nieuwe Testament het ambt een plaats in het meer structureel leiding geven aan de gemeente vanuit het Woord van God. Daarin zijn meer componenten van belang dan alleen de lijn van de profetie.  Dit is voor mij inhoudelijk het belangrijkste punt: de structurele rol van de ambten in verkondiging en onderwijs en vermaning om de gemeente op het goede spoor te houden. Daarnaast zie je dan de gaven als een soort ‘vrije vogels’ die daar doorheen fladderen.

Bij het gezag van het ambt is het belangrijk om dit in te vullen vanuit het inhoudelijk optreden. De oudsten zijn er om toe te zien, te vermanen, te bemoedigen vanuit het Woord van God. Predikanten geven in verkondiging en onderwijs de stem van de Goede Herder door. Zó geven de ambtsdragers leiding en zó hebben zij daadwerkelijk gezag.

De synode besteedt te weinig aandacht aan het eigen karakter en het eigen gezag van deze ambten – oudste en predikant – en trekt daardoor te snel haar conclusies.

Trouw aan het Woord van God

Hoe houden we in de discussie over ‘M/V en ambt’ vast aan het Woord van God? Hier ligt een belangrijke vraag, die ook te maken heeft met een moeilijkheid die veel mensen wel aanvoelen: hoe kan het dat we zo verschillend omgaan met de bijbelteksten die iets over mannen en vrouwen zeggen? Eerlijk gezegd verbaas ik me over de exegetische capriolen die je soms ziet rond de ‘zwijgteksten’. Zo wordt er geopperd dat we die moeten zien in het kader van de verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk; dan heeft het dus niets met de inrichting van de gemeente te maken. Of men betoogt dat de vrouwen in de tijd van Paulus laag opgeleid waren, en dat het daarom niet handig zou zijn als ze aan anderen onderwijs zouden geven; maar in onze tijd is dat natuurlijk heel anders geworden. Of je hoort verhalen over de eer-schaamte-cultuur als leidende verklaringen voor wat Paulus zegt. Mijn probleem is niet dat er verschillende benaderingen in de uitleg van deze teksten kunnen zijn. Mijn probleem is wel dat de voorbeelden die ik net noemde geen aanknopingspunt in de tekst zelf hebben: je haalt een idee van buitenaf, en dat leg je over de tekst heen.

Natuurlijk begrijp ik dat de context waarin het Nieuwe Testament is geschreven belangrijk is om concreet te begrijpen wat we lezen. Daar wordt in de nieuwere hermeneutiek terecht op gewezen. Maar de regels van de ‘oude’ hermeneutiek blijven van kracht: lees wat er staat, laat staan wat er staat, verklaar wat je leest. De aanwijzingen die Paulus en andere apostelen geven voor de verhouding van mannen en vrouwen staan uiteraard in de context van een bepaalde tijd en cultuur. Toch is dat niet alles. De apostelen spreken met uniek gezag om de gemeente van Christus te leiden en bij het evangelie te bewaren. Zoals Paulus op zijn bescheiden manier zegt (1 Kor. 7:40): “Dit is althans mijn mening, en ik meen dat ook ik de Geest  van God bezit.” Wat Paulus zegt, is niet ‘maar een mening’, maar daarin is hij door de Geest van Christus geleid. Aan het eind van 1 Kor. 14 staat het nog eens met zoveel woorden, na het stukje over de ‘zwijgende vrouwen’: “Wie van u denkt te kunnen profeteren of in het bezit van de Geest te zijn, dient te erkennen dat wat ik u schrijf een bevel van de Heer is.” Een bevel van de Heer. Zo heeft zijn instructie aan de gemeente in Korinte en aan zijn medewerker Timoteüs ons nog steeds iets te zeggen.

De vraag naar het gezag van de Bijbel komt in de discussie over ‘vrouw in het ambt’ op verschillende manieren naar voren. Sommigen stemmen wel toe dat bijvoorbeeld de ‘zwijgteksten’ uit Paulus’ brieven een blokkade vormen voor vrouwelijke ambtsdragers. Maar, zeggen ze vervolgens, daar kun je in deze tijd niet meer mee aankomen. Het staat wel in de bijbel, maar wij doen het nu anders. Als daarmee onze eigen cultuur en beleving leidend wordt, gaan we dat op meer onderwerpen meemaken. Uiteindelijk is het dan de vraag of we nog bijbels gereformeerd zijn.

In andere benaderingen wordt op een meer genuanceerde manier onderscheid gemaakt tussen ‘tijdgebonden’ en ‘blijvende’ elementen in de Bijbel. Zo kom je dat bijvoorbeeld tegen in het laatste rapport van de deputaten ‘Man/vrouw en ambt’. De vraag is wel: wat is het criterium om te bepalen wat blijvende geldigheid heeft en wat niet?

Kort gezegd kun je onderscheid maken tussen hermeneutiek 1 en hermeneutiek 2. Met hermeneutiek 1 bedoel ik de klassieke benadering, die regels geeft voor de uitleg van de tekst. Dat betekent al dat bijbellezen niet altijd simpel is, en dat je bijvoorbeeld elke tekst ook in het geheel van de bijbel moet plaatsen. Hermeneutiek 2 trekt het breder: het gaat niet alleen om uitleg, maar om het hele proces van verstaan. Hoe komt de boodschap uit die oude geschriften van 2000 jaar geleden naar ons toe in onze situatie van vandaag? Wat is er veranderd in de patronen en waarden waarmee wij leven? In hermeneutiek 2 maakt onze beeldvorming mee deel uit van de betekenis die de teksten uit de bijbel voor ons hebben.

Nu zit er iets verwarrends in: in beide soorten hermeneutiek heb je een wisselwerking tussen tekst en context. Ook als je alleen maar de bijbel probeert uit te leggen, moet je rekening houden met de tijd en de concrete omstandigheden van toen. Maar in hermeneutiek 1 wordt de context vooral gebruikt als informatie om de strekking van teksten beter te begrijpen. In hermeneutiek 2 gaat het óók om culturele waarden en patronen die de betekenis mee ‘kleuren’. Dat is een dieper ingrijpende interactie tussen de bijbeltekst van toen en onze leefwereld van nu. Wat ik daarbij belangrijk vind, is dat we altijd terugkoppelen naar de tekst zelf. Wij lezen de bijbel niet alleen met onze ogen van nu. Wij ontvangen de bijbel als het Woord van God die nog altijd tot ons spreekt. Ik moet denken aan wat Paulus hierover zegt in Romeinen 15:4:

Alles wat vroeger is geschreven, is geschreven om ons te onderwijzen, opdat wij door te volharden en door troost te putten uit de Schriften zouden blijven hopen.

Er is verschil tussen vroeger en nu. Dat wist Paulus ook al. Maar dat verschil hoeft geen kloof te zijn: God was er al op bedacht, om in de woorden en verhalen van lang geleden te spreken tot ons hart, zodat we troost en hoop putten uit de Schriften.

Als ik ervoor pleit om trouw te blijven aan de Bijbel in alle concreetheid, ook van de teksten die ons soms zwaar op de maag liggen, dan heb ik niet de illusie dat we de vragen eenduidig opgelost krijgen. Maar ik blijf liever met meerdere bijbelse lijnen zitten, dan dat ik eenzijdig het ene spoor volg en de andere stukken waarheid van Gods Woord laat liggen.

Wat nu?

Uit het voorafgaande kan duidelijk zijn dat naar mijn mening de openstelling van de ambten voor vrouwen niet op deze gronden kan worden gehandhaafd. De besluiten van de synode zijn te zwak onderbouwd om zo’n grote stap te rechtvaardigen. In de hantering van de bijbelse gegevens blijven er te veel vragen open.

Is het dan mogelijk om met een beter verhaal te komen? Als wij van mening zijn dat de gronden van de huidige besluiten niet deugen, dan kunnen we dit door middel van een revisieverzoek aan de volgende synode voorleggen, met de vraag “Wilt u er nog eens goed naar kijken?” Dan kán de conclusie zijn, dat de besluiten moeten worden teruggedraaid. Het is ook mogelijk dat er alsnog een betere, overtuigende argumentatie komt. Eerlijk gezegd ben ik daar niet heel optimistisch over. Hoe dan ook lijkt het mij van belang om een beslissing niet eenzijdig te forceren, zoals de huidige synode wel gedaan heeft. De verschillende elementen uit het bijbelse spreken moeten we naast elkaar laten staan, in de hoop dat we beter gaan zien hoe ze met elkaar samengaan. Daarbij is het van belang om als kerk te investeren in een bijbelse visie op man- en vrouw-zijn vandaag. Dat gaat breder en dieper dan alleen de vraag naar de ambten. Voor de volle breedte van ons leven is dit van belang. Als wij de invulling van onze identiteit en ons functioneren als mannen en vrouwen vooral door cultuur en beleving van vandaag laten bepalen, dan raken we wezenlijke inzichten en principes kwijt die ons helpen om in overeenstemming met Gods wil te leven. Dan gaan wij als mensen van vandaag ons leven vormgeven volgens de normen van deze wereld.

Zou er ruimte kunnen komen voor een specifiek ‘vrouwelijk’ ambt naast de drie ambten die we op dit moment kennen? Op basis van de Bijbel is er alle reden om te zeggen: de inzet van vrouwen op heel veel terreinen in de kerk is volop mogelijk en is ook onmisbaar. Op de laatste synode is een voorstel ingediend voor een uitgebreid diakenambt. De insteek bij de kerntaak van zorg en barmhartigheid lijkt mij te passen bij het bijbelse patroon van mannen en vrouwen, en vanuit die kern kan het werk van vrouwen in de breedte uitwaaieren, terwijl tegelijk de dimensies van geestelijk leidinggeven en gezaghebbend verkondigen daar buiten blijven. Dit voorstel heeft het niet gehaald, maar het zou de volgende keer kunnen terugkomen. Tenslotte zou ik de gedachte willen opwerpen om de lijn van de profetie, die we in het Nieuwe Testament tegenkwamen, uit te bouwen door in een of andere vorm aan bekwame zusters de bevoegdheid te geven om in de uitleg en toepassing van Gods Woord voor de gemeente op te treden. Daarbij blijft die ‘losse’ preekbevoegdheid wel onderscheiden van het structurele ambt van predikant. Zo kun je zoeken naar een vormgeving die volop de gaven en de inzet van vrouwen honoreert, terwijl je tegelijk vasthoudt aan een verschil in positie en verantwoordelijkheid dat als een vaste lijn uit het bijbelse onderwijs naar voren komt.

Een gedachte over “Ambt M/V: een aantal bezwaren

  1. Dag,
    Ik zou graag in gesprek gaan met u over dit onderwerp. Voor een journalistieke productie ben ik op zoek naar verschillende perspectieven over de vrouw in het ambt. Ik ben zeer benieuwd naar uw mening en beweegredenen die u ook al in dit artikel heeft aangegeven. Zou ik u kunnen mailen?
    Met vriendelijke groet,
    Sanne

    Like

Plaats een reactie